maandag 18 oktober 2010

Een béétje geschiedenis

Mathilda (links) anno 1948 als zand overslag schip in Friesland
De Mathilda werd gebouwd op de werf van Wwe C. Boele te Slikkerveer, en te water gelaten in 1877, voor rekening van Jan Willem van der Elst, waalsteen fabrikant uit Werkendam. De Mathilda is een paviljoentjalk, een typisch Zuid Hollands vaartuig. Over de Boelewerf is er een artikel in de maak. Wie weet daar meer over?

Van der Elst moet een bijzonder man geweest zijn.  Het bouwen van ijzeren schepen was niet vanzelfsprekend in een periode waarin houten schepen de norm waren.

Mathilda werd ingeschreven in het kadaster. Ook dat was toen zeker geen regel. Van der Elst  noemde het schip naar zijn oudste dochter, Maria Ernestina Mathilda van der Elst. De volledige naam van het schip zou dus ook Maria Ernestina Mathilda van der Elst uit Tiel (of Werkendam) kunnen geweest zijn, of Mathilda uit Vrouwenhemel. Gelukkig voor ons hield Jan Willem het graag kort en functioneel; het werd dus Mathilda. In den beginne vervoerde de Mathilda vaak zand, klei en steenkool naar de fabriek en bakstenen naar de steden. We weten dit omdat steenbakkerijen toen wel vaker over eigen schepen en zgn. zetschippers beschikten. Dit zeer tot ongenoegen van de "vrije" schippers die een flinke duit misliepen en klagen over de oneerlijke concurrentie. Bij het overlijden van Jan Willem in 1910 worden vijf schepen openbaar verkocht. Die waren genoemd naar zijn zoon (het grootste schip Willem Jacob) zijn oudste dochter (Mathilda), zijn moeder (Maria Catharina). Zijn jongste dochter en echtgenote, beiden Alwine, delen een zandaak, en dan is er nog het kleinste zandaakje, de Erica. Wie die Erica zou kunnen geweest zijn, weten we niet.

Van Cornelis Bastiaan Ritmeester Jochemszoon, die omstreeks 1910 schipper was op onze Mathilda, vermoeden we dat hij op zaterdag 4 maart omstreeks twaalf uur 's middags met hevige haarpijn en grote dorst is wakker geworden in het paviljoen, vlak onder het zeildek van onze tjalk. Hij had immers daags ervoor, vrijdag dus, de Mathilda gekocht voor het ronde bedrag van 2410 gulden. Geen peulenschil in die dagen. Madame Ritmeester, die de pan zwaaide in het paviljoen waar Cornelis die zaterdagmiddag langzaam tot leven kwam,  heeft hopelijk meer begrip getoond dan de meeste dames bij het vernemen van soortgelijk vrolijk nieuws. In ieder geval wist de familie Ritmeester wat te doen de komende dertig jaar. Cornelis maakte zich voorlopig geen zorgen. Hij had een goede verstandhouding met Willem Jacob van der Elst. Die had namelijk zijn bod uitgebracht, daar in het café van de weduwe aan de Sasdijk. Waarschijnlijk was Willem Jacob ook wel zijn eerste opdrachtgever als vrije schipper.  Ik bereid een stukje voor over Cornelis Bastiaan Ritmeester Jochemszoon. Wie weet daar meer over?

Wat Cornelis zoal nodig had bij het varen, weten we uit de inventaris ten tijde van de openbare verkoop. De huisraad wordt niet beschreven. De pan met de deuk wordt dus niet vermeld. Er wordt wèl vermeld dat het tjalkschip genaamd Mathilda, groot achtenzeventig ton, gebouwd op de werf van Wwe C. Boele en zoon te Slikkerveer in achtienhonderd zevenenzeventig, verkocht wordt met staand en lopend want, roeiboot, en "verderen inventaris" bestaande uit een zeil, een stagfok, twee kluiffokken, een fokkehuik, twee zeilhuiken, twee boegankers, twee voorankers, een boegtalling, drie dekkleden, een paardelijn, een ton, twee lantaarns, een watervat, twee kurken zakken, een sleepdraad van zestig meter, een meerdraad van veertig meter met molen, draad van dertig meter, een kruiwagen, een grootmast, twee waterputsen, een vaarboom van negenentwintig voet, een idem van zevenentwintig voet, een idem van twintig voet, drie kleine vaarhaken, een fokkeboom, een slagaard, een loopplank, een barlijnplank, een pomp en een slijpsteen met bak,

Maria Ernestina Mathilda zelf was er niet bij op de verkoop die vrijdag in het café aan de Sasdijk. Die had haar kat, in de persoon van Meester van Anrooij, gestuurd. Meester van Anrooij moet een neef of oom uit de familie van de echtgenoot geweest zijn. Zelf was ze al een poosje met Abraham van Anrooij gehuwd. Abraham was wijnhandelaar en had ook een wasserij. Men is dan geneigd te denken dat Abraham het aardig voor mekaar had, hij in de wijn en Mathilda in de wasserij. 'Met alle Chinezen maar niet met den dezen' heeft Mathilda, maar dan met een schattig Brabants accent, misschien wel gezegd. Mathildas vader, ooms en tantes waren echte ijveraars onder de parochianen: nonkel Willem Jacob was notaris net zoals opa, nonkel Ego was directeur bij de Dominiale mijnen, nonkel Hendrik was zelfs burgemeester in Werkendam geweest. Ook bij de tantes en de aangetrouwde familie ging het er deftig aan toe: een notaris, een brouwer en een reder, je kon het slechter treffen in die dagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten